Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Alle [46]vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen, die [47]in het stof nederdalen, zullen voor Zijn aangezicht nederbukken; en die zijn [48]ziel bij het leven niet kan houden. 46. Dat is, rijken, machtigen, gelijk hfdst.78 vs.31. Jes.10:16. Ezech.34:20. De zin is dat er van beiden, rijken en vermogenden, [gelijk hfdst.45 vs.13; hfdst.72 vs.10. Jes.49:23. enz.] ook armen en ellendigen onder de heidenen zullen zijn, die zich tot Christus zullen bekeren. Zie 1 Kor.1:26. enz. 47. Dat is, die slecht van conditie, of in de uiterste vernederdheid, of in nood zijn. Verg. Joh.30:19. hfdst.44 vs.26; hfdst.113 vs.7. Jes.29:4; Jes.47:1. Klaagl.3:29. 48. Die in doodsgevaar is, hetzij door hongersnood, krankte, vervolging, of anderzins, idem in zichzelven, vermits zijn zondigen staat, niet dan de dood verdiend heeft, en geen middel of macht heeft om zijne ziel te behouden, zal in deemoedigheid door geloof zijn troost in Christus zoeken en Hem aanhangen, als zijnde de enige toevlucht in alle lichamelijke en geestelijke noden.